Woolongabba, Wooloowin, Indooropilly, Pingimba, Tooroongalla, Mullumbimby….
De Aboriginal plaatsnamen waar we op ons roadtripje doorheen rijden klinken exotisch. Deze nederzettingen waren ooit de leefgebieden van de Aboriginal people. Hier hadden zij hun jager-verzamelaar communities.
Een dikke 150 jaar geleden ging het roer drastisch om. Eerst werd Australië Engeland’s mega pauper-paradijs à la Veenhuizen. Landlopers, bedelaars, lichtekooien en kruimeldieven werden de voorouders van de moderne samenleving. Hun genen bleken uitstekend. Het zou een prachtig stoer en gezond volk worden, goed van tongriem gesneden, met een groot hart en een heerlijk gevoel voor humor.
De Aboriginal mensen zagen de nieuwkomers arriveren maar konden zich niet zo snel aanpassen aan veranderende omstandigheden. Ze hadden 50.000 jaar (!!) in kleine jager-verzamelaars groepen geleefd. Werden opeens door de nieuwkomers tot slaaf gemaakt, werden gedwongen te boeren, met bijpassende werklading. Toen dat geen succes bleek werden ze als andere arbeiders geprobeerd. De overstap van jager-verzamelaar was te groot. Het lukte niet…
Ze werden voor lui en dom uitgemaakt omdat ze zich niet konden aanpassen aan het patroon van ‘het gewone leven’ van de hardwerkende nieuwkomers. Dit denigrerende beeld bleef generaties-lang hangen en moest rechtvaardigden dat men hen minderwaardig behandelde.
Uit een telling van 1900 blijkt dat 90% van de aboriginal bevolking is vermoord, direct of indirect. Elke opstand van hun volk werd neergehaald. In een korte periode van 40 jaar. De nieuwe bevolking waren survivors, zij kenden de klappen van de zweep en konden zich aanpassen. De oude bevolking kende alleen het jagen-verzamelen. Survival of the fittest in een notendop.
Toen slavernij verboden werd en de ketenen los gingen, was het Aboriginal land al ingepikt, was overal agrarische en industriële activiteit. Hun levensstijl lag buiten bereik, de verbindingen met traditie, familie en cultuur waren inmiddels weg. Hun kinderen gestolen, hun broeders vermoord, hun communities ontheemd. In een fractie van tijd waren alle wortels doorgesneden.
De Aboriginal people hadden een trauma opgelopen, keerden naar binnen, keken weg, konden zich niet meer verbinden met hun nieuwe leven. Landloos werden velen ankerloos. Gingen ‘walkabout’ zwerven zonder wortels. Drank en drugs hielpen kortstondig om de pijn te dempen.
Regeringen deden hun best om elke poging tot herankeren te verhinderen, vanuit de gedachte dat een community van Aboriginals bij voorbaat een kansloze community was. Het was vast bedoeld om oud en nieuw te laten integreren, om gelijke kansen te bieden. Maar het tegendeel werd waar.
Inmiddels is er wel erkenning vanuit de overheid voor de cultuur- en identiteitsdiefstal. De Aboriginal people zijn het kind van de rekening van het succesvolle en mooie Australië. Het verweesde stiefkind…
-—. —- —-
Het landschap waar we doorheen rijden is weids en uitgestrekt en heeft hoge pieken en diepe dalen. Ooit was het hier allemaal regenwoud maar daar is nog maar 0,3% van over. Vee graast de weides. Huizen staan wijdverspreid. Het is hier 50 tinten groen en práchtig! Nat, dat wel.
De kapitein en ik zijn het ‘Hinterland’ aan het verkennen, zoals dat hier heet. Het dichtst wat we bij de outback kunnen komen in ons tijdsbestek. We bakken de boter gelijk maar bruin en hebben een hotelletje genomen mét jacuzzi!
Ik hink nog wat na van een zere (gebroken?) kleine teen van eerder deze week. Heb me op blote voeten op het dek begeven en ben gestruikeld over een oog waar een lijn in hoort. Struikelen is niet het juiste woord… het was eerder de teen-variant van ringsteken. Mijn teentje had een hole in one en mijn gejodel was niet van de lucht.
De hele voorvoet is wonderlijk genoeg opgezet. Alles is bont en blauw, net als de wreef en zijkant, tot aan de hiel toe. Maar de plek des onheils zelf is (raar genoeg!) niet verkleurd. Het klopt en prikt en er zit weinig beweging in.
De kapitein laat er zijn one-size-fits-all medische kennis op los: ‘Het is vanzelf gekomen dus het zal ook vanzelf wel weer overgaan. Tja…’
Hmmm…ik ken de kapitein. Anders had ik me ook nog op m’n teentje getrapt gevoelt.
De eerste nacht tussen de heerlijke kraakheldere witte lakens word ik wakker. Leg m’n oor te luister…. Er is iets loos maar ik kan het niet duiden... Opeens weet ik het: voor het eerst in bijna 4 weken is het geluid van regen weg! Tevreden val ik in slaap om bij het ochtendgloren het continue geplens alweer te horen. Een local vertelt dat Queensland inmiddels al dezelfde hoeveelheid regen heeft gekregen waar normaliter een heel jaar voor staat. In Mei!!
De kapitein kruipt na een goede nachtrust weer grijnzend achter het stuur van onze ouwe roestbak. Dit weekendje vrij van het non-stop ploeteren is zó verdiend. De courtesy car met kangoeroe-grill voorop hobbelt en bobbelt zonder vering, zonder stuurbekrachtiging en met flink wat speling op het stuur. De kapitein heeft beide handen stevig aan het stuur nodig om de natte wegen, dan wel overgestroomde wegen, te navigeren. Maar dat kan de pret niet drukken. We zijn op kangeroe-jacht!
Na 2 volle dagen staat de teller nog steeds op 0. Minus het zielige dode exemplaar langs de kant van de weg dan. In de krant lees ik dat in Brisbane een 2 meter grote kangoeroe al dagen mensen lastig valt met zijn brutale en gefrustreerde gedrag. Wij trekken de conclusie dat kangoeroes in het Hinterland een stuk beschaafder zijn en wel iets beters te doen hebben dan mensen voor de voeten lopen.
De lokale watervallen zijn indrukwekkend met al deze toestroom uit de bergen. Denderend hebben ze natuurlijke bruggen uitgesleten. Ze zijn in alle opzichten spetterend. De paden er naar toe zijn roestbruin-rood van het ijzer in de grond, a la Ayers Rock.
—- —- —-
Mount Tambourine en omgeving is een plaatje. De kapitein verwent me met een talisman ketting van lokaal gemijnd opaal. Ik heb inmiddels een hele verzameling kettingen, van een zwarte parel uit Tahiti, tot bewerkt bot uit de Markiezen, een diamanten driehoekje uit Bermuda en een schelpje uit Harlingen. En meer. Elke ketting is een kraal van onze tocht.
Na tig kilometer rijden in de stromende regen, een modderige wandeling en een Devonshire high tea, hobbel ik moe de hotelkamer binnen. Het bad lonkt. M’n teen en ik laten ons zakken in het weldadige hete water. Op de fles wijn waaruit de kapitein schenkt staat een kangoeroe. Dat volstaat.
Na 48 uur zonder Zwerver missen we ons bootje. De luxe laten we achter. We hebben het goede genoten en kunnen er weer tegen. Werk wacht.
Onze gegalvaniseerde ankerketting van 10 millimeter dik bleek op sommige plekken nog maar 7 mm dik te zijn na 3 jaar op n zielig hoopje te hebben gelegen in de kettingbak. Het grondig schoonmaken (lees afhameren) kwam de dikte ook niet ten goede. We hebben een top-anker en een top-schip. En de ankerketting moet deze twee stevig bij elkaar houden. We slapen bijna altijd op het anker en je moet 100% op je materiaal kunnen vertrouwen.
‘Mn lief een nieuwe ketting, dan mn andere lief óók een nieuwe ketting’, moet de kapitein hebben gedacht en laat de kassa vrolijk rinkelen. Ik ben nog blijer met Zwerver’s ketting dan met de mijne. Die ketting geeft zoveel rust op lastige nachten, slingerend aan het anker.
De accu’s zijn nog niet gearriveerd. We wachten geduldig. Het dek is uit z’n jas. Na onze mieren plaag van eerder deze maand hebben we nóg twee stofzuigzakken bomvol gekregen, want weer nesten gevonden, nu met de vliegende variant mier.
Het onbetwiste voordeel is dat ik, na zoveel uren stofzuigen onder de vloerplanken en achter de schotten, in alle hoeken en minuscule gaten, inmiddels wel overtuigd ben dat een eventuele tarantula verstekeling nu ook wel het hoekje om is.
We hebben de tewaterlating inmiddels al 2 keer moeten afzeggen. De afdichting van de schroefas moest vervangen worden. De schroefas moest daarom losgemaakt worden van het stuwdruklager. De kapitein deed 7 dagen over dit gevecht tussen man en staal. De taal die soms uit het achterschip kwam zou kapitein Haddock hebben doen blozen. De kapitein deed me dan even denken aan die donderse kangoeroe uit Brisbane.
Op dat soort momenten ga ik, gewapend met een mooi boek, ‘de was doen’ in de owners-lounge (klinkt sjieker dan het is). Er staat een bank, er liggen tijdschriften, er staat een ketel en oploskoffie, én het is droog. Terwijl de regen tikt, druppelen de andere kapiteinsvrouwen ook binnen. Ik doe m’n ringsteek-teen-verhaal. Hun medeleven is balsem voor de ziel.
De vrouwen waarschuwen mij voor de Irukjandi-kwal. Het beestje heeft de maat van een vingernagel, is vrijwel onzichtbaar, en z’n beet is blijkbaar 10 x dodelijker dan die van een cobra. En het Irukjandi seizoen is nú. Alléén met een ‘stingersuit’ het water in, waarschuwen de kapiteinsvrouwen met een opgestoken vinger. Ik mag trouwens wel een stingersuit voor n prikkie overnemen? Kan ik toch lekker zwemmen mits met bijpassende handschoenen en sokken maar let op: wel hoofd boven water houden.
Gekke Henkie zeker!? Lief bedoeld maar wat moet ik te dobberen in dit vijandige water hier!? Irukjandi kwallen, toedeloe!! Ik hoef niet van boord en wacht wel op vriendelijker water. Indonesië of zo. Daar heb je alleen zeeslangen. Klinkt al een heel stuk beter. Alles is relatief.
De kapiteinsvrouwen en ik maken het gezellig, we kletsen honderduit, onder het eufemisme van ‘de was doen’. De was in de machine kieperen kost 1 minuut. Het wachten een uur. En dan nog een uurtje in de droger. En dan nog een lading.
De was doen is uiterst legitiem vertier terwijl onze mannen bezweet, vies, onder de olie en blauwe plekken, verregend aan ons voorbij trekken (als ze gebruik komen maken van het toiletgebouw). Ze zeggen niks over onze langdurige afwezigheid maar knikken ons vriendelijk toe. ‘Happy wife, happy life’ weten ze hier, en zo is het maar net!
Wij vrouwen bespreken ook de vaarroutes, delen tips over eten, gezondheid, piraterij, moedigen elkaar aan waar nodig en wisselen contact informatie uit. Op zee waaiert iedereen uit, maar vaak komen we elkaar weer tegen op onverwachte momenten. We investeren in elkaar.
We zijn trots op onze hardwerkende kapiteins en we geven onszelf ook een klopje op de schouder. Niet omdat we nou zoveel bijdragen aan het nautische onderhoudsgebeuren hier op de wal, maar wel omdat we de moraal nog steeds hoog weten te houden aan boord. Ondanks de regen die hier zowel letterlijk als figuurlijk de spuigaten uitloopt.
Maar met een goed getimed natje en droogje zijn we toch al een heel eind gekomen deze maand.
Een mager zonnetje komt hallo zeggen. Een regenboog volgt. Volgens Aboriginal Dreamtime ontstaat een opaal dáár waar de regenboog de grond aanraakt.
Ik raak m’n talisman aan en wens dat we deze vrijdag het water ingaan. Laat het avontuur van de terugreis maar beginnen!The body content of your post goes here.