De ochtend van dag 5 breekt aan. De Whitsundays zouden over enkele uurtjes bij het ochtendgloren tevoorschijn moeten komen. We zijn benieuwd! Zou het echt anders zijn dan de vele andere eilandjes waar we aan voorbij getrokken zijn? Dat waren ook beauties.
We zijn gesetteld in een mooi ritme. Het was rustig aan boord met een steady windje van 15-20 knoop. De nachten werden bijgeschenen door de wassende en daarna volle maan. Het maakt de nachtwachten zo veel fijner als je ook snachts een horizon kunt zien met vage contouren van eilandjes.
De Southern Cross staat helder afgetekend tegen de nacht. Dat zijn 4 sterren in de vorm van een vlieger. In Europa kunnen we deze formatie nooit zien, het hoort bij het zuidelijk halfrond. Ons aller bekende steelpannetje staat hier op z’n kop. Alsof de aardappels afgegoten worden.
Mijn wacht zit er bijna op. We doen 4 uur op, 4 uur af. We zitten tijdens de wacht in ons ‘doghouse’ (bovenkajuit) waar we de instrumenten kunnen zien en ook kunnen sturen. Het hebben van een doghouse op je schip is een onvolprezen luxe. Het maakt een wereld van verschil als je de wereld omzeilt.
We gaan elk kwartier naar buiten, naar de kuip, om vandaar de omgeving 360 graden af te speuren voor andere boten en te kijken en te luisteren of de zeilen bijgesteld moeten worden. Een wacht is dus 16 keer aanhaken aan de lifeline en naar buiten gaan. Je blijft er fit bij.
Het waren milde nachten. We voelen ons weer ingeslingerd. De mal-a-mer is over en meedeinen is 2e natuur geworden.
Aan het begin van deze tocht hebben we onze gouden stelregels nog een keertje goed doorgenomen.
Regel 1) NIET overboord vallen!!
Regel 2) ALTIJD jas aan (onze naam voor zwemvest)
Regel 3) Als je aan dek gaat, altijd lifeline aanhaken
Regel 4) Snachts niet het dek op, tenzij de ander meekijkt.
Regel 5) Snachts in de kuip lifeline aanhaken
Het droog oefenen met Man Over Boord (MOB) is ook belangrijk. Die routine moet je kunnen dromen. Er is een MOB-knop op de plotter die als eerste ingedrukt moet worden. Dan logt de GPS wáár de ander overboord ging, zodat je het schip kunt keren en terug kunt varen.
Op zee ziet alles er het zelfde uit en je kunt makkelijk gedesoriënteerd raken qua welke richting je moet zoeken. En het schip is al een flink eind verder tegen de tijd dat je de zeilen hebt laten zakken en motor hebt aangezet om tegen de wind in terug te varen.
Eerst de MOB-knop indrukken en dan de Jon-boei los trekken. Die geeft de drenkeling een bootje (maatje kleine badkuip) om zich in te hijsen. Goed zichtbaar en met een lichtje. Een soort reddingsvlotje dus.
Aan boord klauteren van de Jon-boei is een dingetje, maar als de ledematen uit het water zijn, is er ook aanzienlijk minder kans dat er aan geknabbeld gaat worden door vinnige vrienden. Van die witte. Ultieme klim-motivatie wat mij betreft.
En natuurlijk keihard Mayday roepen op kanaal 16 zodat iedereen enigszins in de buurt kan bijspringen. Coördinaten geven. Want man overboord is een levensbedreigende situatie. Niet wachten met hulp inschakelen tot je het eerst zelf hebt geprobeerd. Elke seconde telt. Misschien is de Jon-boei wel leeg als je aan komt. Op zee is zoeken met man en macht nodig. Vooral als de schemer valt.
In onze zwemvesten zit een baken die de positie van de drenkeling op onze plotter aangeeft. Hándig!
Zodra je te water raakt schiet een soort hoody met plastic raampje uit het zwemvest. Je hoofd komt dus in een soort luchtpocket, ter voorkoming dat je verdrinkt door golf na golf tegen je toet.
Je jas houdt je drijvend, je hoofd zit in een afgesloten ruimte, paniek galore moet je onderdrukken, je badkuip moet je zien te ontwaren, er achter aan zwemmen én er in klimmen. Poeh…Geen kattepis!
Vandaar regel 1) NIET overboord vallen!!
En bovengenoemd scenario is nog het beste geval. Je had je jas aan én de ander zag onmiddelijk dat je overboord ging, hij of zij gooide de Jon-boei uit, keerde het schip, takelde je omhoog met Jon-boei en al. Voila. Applaus en een borrel!
Het andere scenario is: je gaat overboord en de ander heerlijk ligt te snurken. Dat is te eng voor woorden. Dan ben je aan je lifeline aangehaakt (regel 3) en word je spartelend meegesleurd als levend aas met 6 knoop. Ik denk niet dat de mens van nature op het haaien-menu staat, maar je moet de kat natuurlijk niet op het spek binden. Noch de romp aan de romp.
Verdrinken zul je niet dankzij je helmding. Maar of je het 4 uur aan je lijntje volhoudt betwijfel ik ten zeerste. Vooral in deze contreien. Trouwens, ik denk dat m’n hart t eerder begeeft dan dat een haai doorheeft dat daar een worm van 67 kilo hangt.
Hmmm….
Gedachtes aan wat hieronder het schip langs zwemt maakt in elk geval dat ik de vliegende mieren plaag, die ik in m’n mooie nieuwe beddengoed heb ontdekt, iets minder erg vind. Wel erg, maar alles is relatief.
Blijkbaar is het weer uitvlieg-dag. Elke keer als ik denk dat de mieren weg zijn komen ze een paar week later toch terug. Ik heb er geen verstand van maar verdenk een koningin-mier ervan dat ze nog steeds nakomelingen produceert ergens achter een schot. Ik heb vorige maand al 2 stofzuigzakken vol mieren opgestofzuigerd, maar nog steeds is het een plaag. Het zijn gelukkig nog maar honderden ipv voorheen duizenden.
Maar de aanval op m’n spiksplinternieuwe schone dekbedje vat ik persoonlijk op. Dat roept om zwaar geschut. Ik ga ze te lijf met kakkerlak spray. Ik ben zo grondig dat het gasalarm af gaat. Klus geklaard spring ik in de douche op het achterdek. De beste douche ter wereld. Zonnetje erbij, deinend op het ritme van de zee, genietend van het uitzicht en de heilzame werking van zeep en zoet water. (De kapitein had de motor even half uurtje aangezet voor het wonder van warm water).
De kapitein en ik zitten even later in ons doghouse over de koers te koeterwalen als hij zegt: hee, volgens mij zie ik een vis springen! Ik sprint naar buiten en zie op enige afstand een bultrug walvis die een pirouette doet!! Hoe bedoel je ‘ik zie een vis springen!?’ Volgens is een walvis nog nooit zo aangekondigd!
De bultrug heeft dikke lol in haar eentje, onvermoeibaar blijft ze uit het water opstijgen alsof ze zo licht als een veertje is. Kiepert daarna met een ‘bommie’ op haar rug. We kijken haar na tot we alleen de bommies nog zien en zij zelf een stipje op de horizon is geworden. Gááf!!
Het is hier walvis-geboortegolf tijd. Onze VHF (radio) geeft af en toe een bericht waar moeder en baby zijn gesignaleerd met het verzoek weg te blijven. Onze walvis was alleen. Maar misschien voerde ze een vreugdedans op voor haar pas gearriveerde kleintje. Moederschap doet iets met zoogdieren. Het is de lange zwangerschap en de levende geboorte. Heel anders dan een kip of vis. Ik eet alleen nog vis. Zou een kip nog wel kunnen overwegen. Maar een zoogdier eten, het levend gebaarde kind van een andere moeder, dat wil ik niet meer. Slecht voor de planeet ook.
De kapitein besluit op deze fraaie dag dat hij nog even een klein klusje gaat klaren terwijl ik lees. Het toilet werkt, maar niet perfect. Dat kan beter volgens El Capitano en hij heeft nu even alle tijd. Hij gaat fluitend te werk terwijl ik mijn afstand houd van dit vieze klusje, fris als een hoentje als ik ben.
Tegen de tijd dat alles aan de binnenkant van het mechanisme weer net zo blinkend schoon is als de buitenkant, en de boel weer in elkaar is gezet, is de kapitein toe aan zijn biertje van de dag. De harde werker krijgt (voorbarig) applaus.
Het ongeloof dat het toilet het opeens helemáál niet meer doet is groot. Er worden nog 3 pogingen gedaan om de situatie te verbeteren. De avond valt en de frustratie is groot. Het toilet wordt uitgemaakt voor alles wat niet mooi is. *!%#!!
Mijn mooie dansende walvis verdwijnt naar de achtergrond bij zoveel chagrijn. Ik ga vroeg naar bed. Verkies de resterende mierenlijken boven de mokkende kapitein. Drang naar perfectie is prima, maar relativeren is ook een kunst. Morgen weer een dag.
De kapitein geeft me een extra uurtje slaap. Zijn manier om sorry te zeggen. Ik geef hem daarna ook een extra uurtje slaap. Mijn manier om excuses geaccepteerd te zeggen. En zo zijn we weer met z’n drieën. De kapitein, ik en de emmer. We noemen hem Fred.
Ondertussen hebben we ontdekt dat elke keer als we op de VHF praten (een soort Walky talky) het schip van de stuurautomaat valt. We hebben onze Oostenrijkers weer ontmoet, op zee. En bij elk vriendelijk ‘Wie geht es euch?’ draait het schip alle kanten op. Inmiddels spring ik gelijk achter het roer als Zwerver opgeroepen wordt, want de vorige keer dat we gemütlich zaten te kletsen hadden we bijna een klapgijp!
De stuurautomaat moet sowieso vervangen worden door de windvaan want hij kost veel energie en er is nog steeds iets loos met de zonnepanelen. Dat is voor later. De kapitein treedt aan en plaatst Zwerver’s vaan, onze Hector Malot.
We varen langs prachtige eilanden. Type Jurassic Parc. Geheel geïsoleerd, de ene nog mooier dan de ander. Sinds we schipbreukelingen op een onbewoond eiland vonden in 2019, en hen met onze de satelliet telefoon een reddingsboei hebben toegeworpen in de Stille Oceaan (zie blog Nood aan de man) kijk ik altijd even extra goed op onbewoonde eilandjes of er toch geen teken van leven te bespeuren valt. Ik speur alles af met mn verrekijker. Geen kip te zien. Ook geen wild zwaaiende mensen.
Veel mensen vroegen destijds of we nog van de schipbreukelingen gehoord hadden, naderhand. Welnu, tijdens Covid heeft de kapitein het e-mail address van de schipbreukeling gevraagd via het Rescue Coördinatie Centrum Tahiti ontvangen. We kregen een luchtfoto van het vergane schip en het e-mailadres van de schipper teruggestuurd.
Na het versturen van een e-mail kregen we per ommegaande een reactie van onze eigen Robinson Crusoe. Een Fransman van eind 70 die vertelde in slaap te zijn gevallen tijdens zijn wacht. En zo al duttend in een nachtmerrie terecht kwam. Hij was aan het varen met z’n kleindochter (petit-fille).
Wij hadden destijds begrepen dat het een man, vrouw en 2 kleine meisjes waren. De vrouwenstem die we hoorden bleek niet de moeder van de kleine meisjes, maar de stem van de volwassen meezeilende kleindochter.
De man sprak bijna geen Engels, was ernstig in paniek en bleef maar herhalen bateau perdu, petit fille, petit fille, bateau perdu. Toen we vroegen ‘How old are the girls’, antwoordde hij two and five. Dat bleek dus een kleindochter van 25 te zijn en niet twee meisjes van 2 en 5. Maar dat geeft ook niet. Grote meisjes en kleine meisjes verdienen het allemaal om gered te worden, samen met opa.
De Fransman man schreef dat hij een huisje aan zee had gekocht in Frans Polynesië, ipv een nieuwe boot. Hij had jaren en jaren op zijn boot geleefd, zeilend in Frans Polynesië. Je bent te oud voor een boot vond hij, als je tijdens de wacht in slaap valt. Hij stuurde een foto van zichzelf, zijn vrouw en zijn huisje aan zee. Hij bedankte ons uitvoerig en had ‘le voilier Hollandaise’ nooit vergeten.
We waren ontroerd door z’n mail. We waren een klein doch essentieel radertje in het geheel van zijn redding. En lang leve de satelliet telefoon want anders hadden wij ze persoonlijk moeten redden op dat verraderlijke rif. En dat had zomaar kunnen resulteren in 2 extra schipbreukelingen.
Eind goed, al goed dus. Toch leuk om te weten hoe dat verhaal afliep. Dat maakt het verhaal weer rond.
Was ons bijbootje nog maar rond… Ik ga m opnieuw plakken. Nagenoeg splinternieuw is ie. Remi heeft 2 minuscule gaatjes gekregen na 3 jaar te zijn weggeborgen. Ik had hem al eerder keurig geplakt en was best trots op m’n knip- en plakwerk. Toch blijft ie heel sneaky leeglopen. Bij inspectie van vandaag hebben de plakkers weer half losgelaten en ligt ie er uitgezakt bij.
Ik ga met een emmer (niet Fred) zeepsop aan de slag. Weer van voren af aan beginnen: schoonmaken, drogen, schuren, schoonmaken, drogen, plakken. We hebben de dinghy hard nodig in the Whitsundays. Om op s werelds mooiste stranden te kunnen lopen moet je wel eerst van boord kunnen komen.
In de verte zie ik wat eilanden verschijnen. De zon begint door te breken, al er staat best veel bewolking en pakt de wind op. Op blote voeten beweeg ik mee met het steigerende schip. Het begint weer te voelen alsof schip en ik samen één zijn. Schuim spat omhoog. Mijn blote benen worden nat. Als een zeerover tuur ik in de verte met mijn hand boven mijn ogen. Mijn haren verwaaid en al weken geen lippenstift gezien. Lekker.
Het is gek, maar soms voelt het alsof je meer lééft als je zo dicht bij de natuur zit. Intenser. Dieper. De elementen, de ups, de downs, alles in het hier en nu. Je moet nadenken om issues oplossen, maar de kunst is vooral om mee te bewegen met wat is. Vers water, eten, slaap. Veel meer heeft een mens aan boord niet nodig.
Tegenslagen zijn gewoon de uitdagingen die we vandaag nog niet hebben kunnen oplossen. Komt tijd, komt raad. Of een loodgieter.
En trouwens, Fred werkt prima.
Een verse meloen wordt tevoorschijn getoverd. De kapitein en ik vallen aan op ons ontbijt terwijl Hamilton Island dichterbij komt. Het ziet er nu al uit als een juweeltje!
De smaak van vrijheid druipt langs onze kin.
Het zwerversbestaan is misschien niet altijd zaligmakend maar is toch zeer zeker zalig!