13 augustus 2022, Flores
Dit is een klein stukje. Over een klein eiland, Flores genaamd.
100.000 jaar geleden liepen hier voorlopers van de mens. De Homo Florensis. Ze waren klein en bleven klein want het kleine eiland Flores kon geen grote groepen grote mensen voeden. Wel kleine groepen kleine mensen. Dus bleef alles hier klein. Zelfs de olifanten.
50.000 jaar geleden kwam Homo Sapiens naar Flores. Hij ontwikkelde zich elders maar was op zoek naar lebensraum. Van je familie moet je het hebben. Of niet. De Sapiens waren groter, brutaler, listiger. Ze verjoegen de Flores bevolking, pikten het land in. In evolutionaire termen verdween de Homo Florensis heel vlot daarna. En ook de kleine olifanten. Want de grote mensen hadden grote honger. En ze hadden niet geleerd om samen te werken met de natuur. Was ook nog niet nodig toen.
Als we de baai binnen varen word ik stil. Een perfecte kom, een hol, een veilige haven voor boten. Zoals Schiphol ooit een veilige kom voor schepen was. Vandaar de naam. De baai is groen en vredig. Zandstrand. Er zijn wel 50 pluimpjes rook die opstijgen uit het groen. Kookvuur besef ik.
Vissermannetjes in vissersbootjes. Alles nog steeds klein, zoals de olifantjes van destijds. Één man komt aan gepeddeld in z’n bootje met outriggers. Een trimaran. Een kano met zijspan. De man maakt een drink gebaar. Natuurlijk krijgt hij drinken. Dan plukt hij aan z’n T-shirt. Hij ontvangt er 2. Zijn lach is nu breed. Hij wijst naar m’n zonnebril. Ik geef m m’n oudje. En maak het gebaar ‘genoeg’. Klaar.
De man snapt het. Roept iets dat klinkt als papaya! en peddelt weg. Zijn buit veilig weggeborgen. Wij roepen papaya! terug en zwaaien hem uit.
Dag later. Eerst zwemmen, dan op onderzoek uit. Het water is warm en glashelder. Het is een zandbodem en geen koraal. Wel vissen maar ik ben een verwend nest als t op vissen aan komt. Ik pluis graag door m’n vissenboek en streep af welke ik al gezien heb. Ik kan erg lyrisch zijn als ik een nieuwe vis heb ontdekt. Huis- tuin- en keuken vissen zijn nou ja… te fish & chip-achtig.
In dit stukje hemel zijn de vissen van de variant met joppie saus. Niks bijzonders, dus ga ik het strand op. Daar zijn een man en vrouw met netten bezig. Zelfgevlochten hoeden op, de netten worden uitgelegd, leeg geplukt en opgerold. Het is een eerlijke manier van vangen. Vang wat je lust, plus wat je kunt ruilen tegen iets anders.
Wandelend door het dorp zie ik 3 kinderen met grote schalen op hun hoofd. Gevouwen theedoek op hun bol, schaal vol vis er op. Klaar en lopen maar. De kinderen zijn duidelijk zeer bedreven om te lopen met hun last. Prachtig kaarsrecht. Echter, deze vreemdeling die een blik wil werpen in hun schaal is onweerstaanbaar. Er wordt stilgehouden, geglimlacht, gebukt, geknield. Ik zie alles glimmen van versheid. Één vis glibbert uit de schaal (hij is al kassiewijlen) en valt op de grond. Het oudste kind pikt het op, veegt m schoon, en met zachte hand dirigeert ze de andere twee vooruit. Alsof dit korte intermezzo eigenlijk al een frivoliteit was die niet hoort. Een laatste knik en glimlach. Gedrieën lopen ze verder. Een plaatje.
Mensen komen uit hun mooie vrijstaande huizen. Gemaakt van stukken hout (niet perse planken, eerder gewoon stukken plank). Zelfs kunstig gevlochten huizen van riet. Er staan ook stenen huizen tussen van betonblokken, maar die bekoren mij minder. Daar staan tv’s in de hal te flikkeren, met glazig starende kijkers er voor. De vooruitgang dient zich aan.
De houten en gevlochten huizen hebben mensen buiten op het erf. Vrouwen en kinderen voornamelijk. Veel baby’s met alleen een shirtje aan, tevreden in de armen van meisjes van ongeveer 8 jaar. Moeders die zittend op hun hurken groente voorbereiden. Of hun haar laten kammen en vlechten. Jongetjes van 7 die hout hakken. Met een flinke bijl. Alles langs de kant van de straat. Stukken stam worden verwerkt tot dunne houtjes. Netjes opgestapeld. Er staan koeien op een stuk weiland te grazen. Ze zijn glanzend van vacht en hebben vlees op hun botten. Sommigen liggen loom te herkauwen. Kinderen spelen er joelend tikkertje tussendoor.
Bij elk huis komen de mensen naar buiten. De kinderen giechelen of gapen me aan met open mond. Brommertjes stoppen om om een selfie te vragen. Volwassen vrouwen glimlachen breeduit, ongeacht de staat van hun gebit. Kauwen ze hier qatt? Dat is een genotsmiddel dat vlekken achterlaat op tanden ipv in de longen. Stuk minder sneaky!
De vrouwen geven een hand, gewoon om me welkom te heten in hun straat. Ik geef hen en daarna alle kinderen ook een hand. De kids weten perfect hoe het hoort. Schudden netjes en zeggen hun naam.
De kids lopen me achterna. Ik voel me de rattenvanger van Hamelen. Op blote voeten volgen ze. Blije gezichtjes, nieuwsgierig, open. Heldere blikken. Geïntrigeerd door de ongewone wending van deze dag.
Sommige kids zijn op zoek naar wat meer communicatie. Tellen luidkeels tot 10 in het Engels en kijken me verwachtingsvol aan. Applaus en 11 tot en met 15 krijgen ze van mij. Spreken mij aan met Mister en als ik naar ze kijk lachen ze. Ik wijs naar mezelf: Astrid, zeg ik. As-trid. Mijn kleine gevolg knikt. Mister Astrid!
In een uur ben ik overal doorheen gescharreld. Langs het strand liggen boten vastgebonden. Na over het eerste touw te zijn gestruikeld staan de 7 kids nu op elk volgende touw, om herhaling te voorkomen. Deze kids zijn ontegenzeggelijk galant.
Ik laat mijn voetsporen achter in the middle of nowhere van een zeer achteraf stuk gelegen Flores. Bij opkomend tij zullen ze zijn uitgewist.
Hier liepen zij ook, onze menselijke zijtak. Nauwelijks meer herkenbaar dan apen. Maar desalniettemin met eenvoudige werktuigen, sieraden en begrafenisrituelen. Homo Florensis is stilletjes opgegaan in Homo Sapien. Een klein beetje DNA heeft het vast gered, want de Indonesiërs zijn klein, maar déze lokale Flores bevolking is nog weer korter van stuk. Flores laat mij ook klein voelen. Nederig. Dankbaar dat ik hier ben beland en route op onze terugtocht.
Zwerver ligt aan het anker. Als de kapitein mij zou zien zwaaien zou hij me ophalen was afgesproken. Maar ik wil ook 7 lollies. Mijn nachtwacht voorraad. Even bellen.
De kinderen zien een hond en vliegen er op af. Geven hem joelend een schop en een klap. Willen allemaal meedoen met de ingeving. Hohohoho!! Nee!! Dát doen we niet! Verbijsterd kijken ze me aan. Wat zegt mister Astrid? Hoe zo die verwijtende blik?
Ik laat de kids een filmpje op m’n iPhone zien van Bootje Boris, onze kleine vierpoter en grote vriend. We wachten op de kapitein en staren samen naar het schermpje. Bootje op de bank, op z’n eigen kussentje. Bootje op de fiets in een mandje. Bootje op de schoot van zwagerlief. Bootje als een gek aan het rondrennen door het park. Bootje aan het spelen met knuffels, alsof hij een prooi bespringt en dood schudt. Gedomesticeerde onschuld ten top.
De kinderen kijken met grote ogen. Ik wou dat ik hun gedachten kon lezen. De hond staat op een veilig afstandje te kijken.
De kapitein arriveert met 7 lollies. De kinderen zijn opgetogen. Het plastic papiertje wordt achteloos op de grond gegooid. Wappert de zee in. 7 stukjes plastic drijven op de golven. Ik zie de bui al hangen voor m’n vissen en schildpadden en probeer te redden wat ik kan. De kinderen zien Mister Astrid moeilijk doen. Het hele concept vuilnis opruimen moet hier nog opstarten.
Het voordeel hier is wel dat men hier nog bijna geen afval hééft. Het grote consumeren is hier nog niet begonnen. Hun levenswijze laat bijna geen footprint achter. Zij zien -net als wij- de natuur als een voorraadkast. Zij nemen echter alleen wat ze nodig hebben om te kunnen leven. Wij nemen alles en meer wat we kunnen plukken, rooien en leegslobberen uit de aarde en noemen het economische groei. Eigenlijk begon het al met de jacht naar specerijen. We wilden alles en niet delen. Alles voor de verkoop. Geld als hoogste goed. Geld als hoogste god. Scheelt maar 1 letter.
De kinderen nemen héle kleine likjes. Stoppen ‘m niet tussen kies en wang zoals ik placht te doen à la Kojak. Kleine tongetjes nemen mini likjes. Het stokje stevig vasthoudend met twee handen. De lollie is hun dierbaar, zoveel is duidelijk. Hij moet zo lang mogelijk mee. Hun voorzichtigheid raakt me. Dit zijn geen overdadige consumenten in dop. Hoop ik.
Ik word luidkeels uitgezwaaid. De lollies zwaaien mee. Bye bye mister Astrid!!
Terug aan boord komt de kayak met zijspan voorbij. Hij heeft een bedankje voor ons. Overhandigt een enorme papaya. Aha! Het was geen groet, het was een belofte! Eerlijk en heerlijk.
De volgende ochtend anker op. Lombok wenkt want heeft de eerste haven in de aanbieding sinds Australië. De eerste plek van water en diesel kunnen bijvullen. Het begint ook te dringen. Wij zijn aan onze 3e watertank begonnen en dit water is verre van fris. Sterker nog, het stinkt!
De kapitein en ik nemen een douche want drinken willen we dit water niet meer. Zelfs niet indien eerst gekookt. Als ik begin van de avond ga slapen ruik ik nog steeds een rare geur op m’n huid. Alsof ik terpentine ruik!? Raar!! We moeten de tank leegmaken en schrobben!!
We varen 2 dagen ‘butterfly’. De zeilen als een vlinder zo breed. Lekker zoet windje. Het gaat voorspoedig. Af en toe een flinke plensbui. We zijn niet gemaakt van suiker, dus dat geeft niet. Dan wordt het ruiger op dag 3. Niet echt ruig, maar vooral heel onvoorspelbaar. De zee gaat alle kanten op. ‘Washing machine’ noemt men dat onder zeilers. De kapitein noemt het anders. @!%##!!
Dan een enorme knál! Dikke klapgijp! Pas de tweede ooit, ever. De boeletali is geknapt en wij zijn flink geschrokken. We halen het grootzeil eraf in het donker. Het is 25 knoop maar er viel toch geen land met Zwerver te bezeilen. De wind richting verandert continue. Het opbinden van het zeil lukt nauwelijks. De wasmachine staat op extra centrifugeren volgens mij.
Onze autopilot is al een dikke maand buiten gebruik. Op deze veranderlijke wind houdt de windvaan het niet. Op te weinig wind ook niet. Op alleen grootzeil ook niet. Op recht voor de wind ook niet. Meneer heeft een lange gebruiksaanwijzing. We sturen dus af en aan met de hand. En inmiddels hoost het onophoudelijk. Weer.
Dan dient het onweer zich aan. Zes uur lang zitten we er in. Geen donder, maar onophoudelijk bliksem. We hebben op Ibiza ooit een onverwachte onweerstorm meegemaakt die Zwerver zelfs opzij kiepte met 1 mega felle windstoot. Bliksem is verraderlijk. Dus alle tuig er af. Zekere voor onzekere. Het is een drukke nacht. We blijven beiden wakker. De bliksem is indrukwekkend. De regen in de nek helpt goed bij het wakker blijven.
Lombok in zicht. Verzopen marina. Vermoeide kapitein. Hand gestuurd op de iPad. Want je ziet geen hand, maar ook geen land voor ogen door het regengordijn. Zelfs niet bij daglicht.
Whisky is op, jammer want deze tocht verdient een traditioneel vastknopertje naar goed gebruik. Lange nacht. Lange wacht. Onderin de koelkast vind ik nog een laatste Bintang biertje. En ook een vergeten breiig Frans kaasje met een sterke sokkengeur. Bleh! Too much voor elk ander mens, maar de kapitein leeft er van op.
We ringsteken in 1 keer goed. Liggen prachtig aan een boei. Het weer begint op te klaren.
M’n kleine stukje is toch minder klein gebleven dan ik dacht. Het is dan ook een groot avontuur naar huis varen met zn tweetjes en de geschiedenis aan je voorbij te zien trekken. Gevolgen van opwarming van de aarde mee te maken met continue stortbuien op je kop hier en te horen over historische droogte in Nederland. Lage rivierstanden en stijgende zeespiegels.
De kapitein laat weten dat hij grote honger heeft. Wel een olifantje zou lusten. Óf Gado-Gado. Ook goed. Het goed willen doen voor de Blauwe Planeet smaakt namelijk ook best heel lekker, heeft hij ontdekt.
Onze StopEcocide vlag gaat weer omhoog. Zoals in elke baai. Rechten voor mens, dier én planeet!
Ook evolutie