29 juli 2022, Banda-eilanden
De mensen op Banda zijn Bandanezen, niet Bandieten. De VOC Nederlanders op Banda, dát waren bandieten.
De mensen hier zijn ontzettend vriendelijk, beleefd en behulpzaam. Geen moeite is te veel. Hier komen is moeilijk, hier weg gaan ook, want je wilt niet weg. De natuur is paradijselijk. Banda krijgt 3000 toeristen per jaar. Ter vergelijking, Bali krijgt 5000 per dág!
Het weer is heerlijk, het eten is perfect. Behalve dan de keer dat de kapitein en ik een ‘rijsttafel’ bestelden. In een schattig restaurantje. Na 15 minuten kwam de serveerster terug en keek ons verwachtingsvol en verheugd aan. Zette met een zwierig gebaar twee grote kommen witte rijst op tafel. Was dit waar we met handen en voeten om hadden gevraagd? Rijsttafel. Rijst op tafel.
Close maar toch anders.
Al etend -met lange tanden- zaten we een half uur tegenover een bordje met een tekst met maar liefst 4 uitroeptekens erachter. Intrigerend. Daarna een heerlijk mangosapje om de kiezen wat te spoelen en het gehemelte wat op te fleuren. Op t laatste moment toch even Google translate geraadpleegd. Schoenen uit!!!! Oeps.
Banda bestaat uit een archipel van 7 eilandjes. Ze zijn de restanten van een prehistorische vulkaan. Er is hier nog steeds een actieve vulkaan, de Banda Api.
Als je naar de top loopt kun je een ei koken door m op de grond te leggen. We hebben uitzicht op Api vanaf Zwerver. In 1988 was de laatste uitbarsting. Gemiddeld 1 x per 100 jaar spuwt hij vuur. Zonder vooraankondiging. De laatste keer heeft ie een heel dorp aan z’n voet weggevaagd. (Iets minder idyllisch ).
De lavastromen zorgen voor extreem vruchtbare grond, zowel op land als in de zee. De Banda eilanden hebben daarom naar verluidt de mooiste onderwaterwereld van heel Indonesië. De koralen zijn hier weelderiger dan waar dan ook. Het is adembenemend om te snorkelen. Volledige koraal bloementuinen, over enorme oppervlakten. Wat een vreugde om hier te zijn. Ook m’n eerste haai weer gezien. Niet zo’n lelijkerd als de great white uit Australië, maar gewoon een gezellige verlegen blacktip. Ik zwom erachteraan om m zolang mogelijk in t snotje te houden. Blij!!
Hoewel de Banda-eilanden ver weg zijn, spelen ze een cruciale rol in de geschiedenis van Nederland. Om een lang verhaal kort te maken: het was de enige plek ter wereld waar nootmuskaat groeide. En nootmuskaat was in de Gouden Eeuw heel waardevol. Zn gewicht in goud waard en meer.
In 1599 veroverden de Nederlanders de Banda-eilanden en eisten niet lang daarna een monopolie op de verkoop van nootmuskaat. De lokale mensen die het hier niet mee eens waren werden meedogenloos vermoord. Desondanks bleef het verzet tegen de Nederlanders. Uiteindelijk besloten de kolonialisten dat de hele bevolking uitgeroeid moest worden zodat er ‘vriendelijkere mensen’ voor in de plaats konden worden gezet. Zo geschiedde.
De nieuwe bevolking werd uit de eilandengroep Kei gehaald. Als slaven behandeld. Voor onze Gouden Eeuw hebben vele mensen de hoogste prijs moeten betalen. Desondanks kijkt de huidige bevolking niet verbitterd naar de Nederlandse periode van kolonisatie. Ze wuiven het slechte weg en benoemen juist de positieve invloeden zoals de bouw van scholen en de architectuur.
Ook deze zeilende Belandas werden hier heel warm onthaald. Een oude meneer legde zijn hoofd op mijn schouder en kuste mij meerdere malen. Hij ging voor de wang maar het werd m’n nek. Men is klein hier. Hij pakte me bij de hand om me mee te tronen naar zijn huis. Uh.. okay.
Schoenen uit. (Steevast en overal, je moet t alleen even weten). Rondgekeken in de absolute eenvoud van zijn woning terwijl hij mij een foto in de hand drukte. Een korrelige vergroting van een man, een vrouw en de veel jongere versie van zichzelf. Zijn dochter. Getrouwd met een Nederlander. Ver weg. Heel ver weg. Deze mooie foto (in een plastic ringbandhoesje) aan een roestige spijker aan de muur is zijn trotse bezit. Mijn hand wordt gepompt, de man veegt zijn ogen droog. Vandaag heeft hij een Nederlander in zijn huis gehad. Hij is ontroerd en dankbaar. Ik ben lichtelijk ontdaan door zijn emotie. Wist niet dat dit bestond. Krijg nog een extra kus in m’n nek.
Er staan 3 oude forten op Banda: Fort Nassau, Fort Hollandia en Fort Belgica. Twee ruïnes en eentje gerestaureerd. Oude kanonnen liggen overal. Soms half overgroeid en vergeten in een berm, soms netjes in een perkje. Zeker 20 kanonnen gezien. Ook veel katten trouwens. Allemaal met een scheve, geknakte of gecoupeerde staart. Aanrijdingen met de vele brommers hier?
Er is een Nederlands kerkhof waar de graven bijna geheel overwoekerd zijn. Tussen de oude grafzerken door wordt groente verbouwd. Er ligt ook veel vuil. Bijzonder hoe doden, groente en een afvalstortplaats hier hand in hand kunnen gaan. De kapitein en ik struinen rond, trekken het onkruid weg en lezen de aandoenlijke grafstenen.
Hier rust onze geliefde zoon. W.H.F. de Vries. Oud 2 jaaren. Overleden in de namiddag van 3 juni 1776, op het tijdstip van half 5.
Onder deesen steen rust de goede weduwe K.P. de Groot. Oud 50 jaaren. 1801.
De graven van de Bandanezen (elders) zijn zonder tekst en zelfs naamloos. De mannen hebben een steen met de punt naar boven. De vrouwen een steen met de punt naar onder. Allemaal superkeurig onderhouden met dakpannen die een perkje vormen. Of ingemetseld met bont gekleurde keukentegels.
We stappen door het huis van meneer Hatta. (Wie!?) De kapitein kijkt me onderzoekend aan. Jij was zeker verkouden toen dit hoofdstuk behandeld werd op school? Hmmm… waarschijnlijk. Hatta blijkt de held van Indonesië. In 1949 zijn ze onafhankelijk geworden met dank aan hem. Hatta’s pak hangt in de kast. Zijn pyjama ligt gestreken op bed. Bril er naast. De kapitein is lyrisch. Geschiedenis is zijn ding en Wikipedia is er niks bij. Ik hoor het allemaal aan. Trots op mijn slimmerd. (En die pyjama was intrigerend).
De statige koloniale panden herinneren aan vroegere tijden toen de VOC afgevaardigde mannen port dronken en hun vrouwen thee. Grote veranda’s, grote snorren, dikke buiken, dikke sigaren en nog grotere airs van superioriteit. Mooie gebouwen, een tennisbaan, een bibliotheek en sociëteit De Harmonie.
De kapitein en ik struinen overal naar binnen. We zien de chandeliers nog hangen in lege panden. De deuren hebben geslepen glas. Hoge plafonds van zeker 3 meter. Statig. Nederlands gebouwd. We dineren in een prachtig hotel (de presidentiële suite is slecht 49 euro per nacht incl ontbijt!). Een voormalig VOC gebouw. Pracht en praal van marmer te midden van eenvoud troef. De kapitein geeft mij een Willemientje gulden. Ze liggen hier losjes te koop tussen tal van andere muntjes. Net als gebruikte kanonskogels en ouderwetse pistolen. Een rare combi en toch ook weer niet.
De lui die hier toendertijd de scepter zwaaiden noemden de locale mensen inboorlingen. Niet waardig om de nootmuskaat te bezitten die hier zo weelderig groeide. Ooit was hier een Nederlands contract getekend, en die krabbel hield vele Banda generaties na hen geknecht. Ze mochten aan niemand hun waar verkopen behalve aan de VOC. Op straffe des doods. Volledig afhankelijk gemaakt.
We gaan op een Specerijen excursie, we willen meer weten over dit rare nootje dat vele levens zo beïnvloedt heeft.
Nootmuskaat was z’n gewicht letterlijk en figuurlijk in goud waard. Het had winstmarges van soms wel 6000%!!
Het goedje dat wij over de bloemkool strooien had de grootste winstgevendheid van de VOC. Er werd een heilzame werking aan toegedicht en werd als medicijn voor 180 ziekten voorgeschreven. Buikpijn, keelpijn, tyfus, pokken, diarree, blindheid, moeilijke bevallingen etc. I can go on.
We staan met de oren te flapperen. Kijken naar de noten in onze hand en bedenken dat tulpen destijds ook zo’n bizarre ontwikkeling hebben meegemaakt. Maar dan zonder genocide.
Tot de dag van vandaag worden de nootjes nog op de zelfde manier geoogst. De kapitein doet een poging met een stok met een mandje eraan en blijkt best goed. Er komt een jong meisje uit het oerwoud gelopen. Kapmes in de hand, gevlochten mandje aan een riem over haar hoofd. Ze is 20 x sneller dan de kapitein. Haar zien plukken geeft een glimps van hoe het hier honderden jaren lang aan toe ging. Maar dan met een opzichter met zweep.
Er staan een geit en een geitje verstrikt in hun touwen. Hopeloos verstrikt. Mekkerend en blatend. Ze kunnen geen poot meer verzetten zonder te struikelen. Ik bevrijd de pootjes zodat ze weer n paar meter hebben. Moeder en kind staan nét uit elkaars zicht. Wanhopig naar elkaar te blèrend. Brrr.. waaróm zo? Alleen de hanen stappen vrij en trots rond. Kukelend met hoogmoed. Make the most of it friends, denk ik. Het leven is kort hier.
Elk vrolijk gekleurd huisje heeft matten voor de deur liggen waar de nootmuskaat gedroogd wordt. Alle nootmuskaatbomen zijn tegenwoordig eerlijk verdeeld onder de inwoners. Het velletje van de noot is foelie. Nooit van gehoord maar prachtig rood en blijkbaar ook bijzonder.
We krijgen een demonstratie van hoe kaneelbomen gestroopt worden. Stukjes bast worden geklopt, losgekapt, opgerold en voila, kaneelstokjes. Een klein stukje volstaat voor heerlijke thee. Ik ben om en koop een grote zak. Het kost 2 x niks.
We proeven verse amandelen. Amandelbomen zijn trouwens indrukwekkend prachtig. Statig en recht met een enorme kruin. Het oerwoud staat er vol mee, naast de kaneelbomen, de kruidnagelbomen en natuurlijk de nootmuskaatbomen. De potjes van Versteeghe in de Albert Hein zullen nooit meer het zelfde zijn.
Lunch wordt geserveerd. Een bananenblad is kunstig gevouwen tot een zakje. Een soort tandenstoker houdt de boel bijeen. Stokje er uit en het blad valt open en wordt een bord. Gele rijst met boontjes. Een plastic lepel voor wie niet met z’n handen wil eten. De kapitein gruwt bij de gedachte maar ik ga er voor. Vind het wel wat hebben. Lik m’n vingers af. Niet de rijst is zo bijzonder, maar wel de reis.
Ik vraag onze gids over de kattenstaarten. Wat is daarmee loos? De man haalt z’n schouders op. Katten zijn té perfect, zegt hij. Dus worden ze als ze nog jong zijn minder perfect gemaakt. Maakt een breek gebaar met z’n handen. Dat is beter zo, zegt hij matter of fact. Ik ben diep geschokt.
Banda, dat stipje in de Bandazee, heeft onze ogen geopend met betrekking tot onze geschiedenis. Specerijen. De Gouden Eeuw. Bloed, zweet en tranen. De tijd van opkomende rijkdom aan onze eigen Noorderhaven in Harlingen en ook van Amsterdam en andere goed boerende koopmanssteden.
Om hier te mogen zijn is een grote eer. We zetten de bloemetjes buiten.
Geven ogen en oren goed de kost en de buik ook. Lezen veel over de geschiedenis. Proberen alles in het juiste tijdsbeeld te zien, hoe schaamteloos de geschiedenis ook. De Bandanezen geven het goede voorbeeld met hun vergevingsgezindheid. Water onder de brug. Basta.
Terug naar Zwerver zet ik express per ongeluk het kooitje open van een gevangen inheemse vogel die de hele week al treurig voor zich uit kijkt. Zijn hangende koppie diep in zijn bont gekleurde schoudertjes weggezakt. Zijn paradijselijke soortgenoten zitten in de bomen er boven en zingen hun hoogste lied. Hij niet. Vele huizen hebben een vogel op een stokje met een touwtje van nauwelijks 10 cm aan hun poot…
Leven in vrijheid is het hoogste goed. Maar niet iedereen is een vrije vogel.
In de ochtend ga ik kijken bij het kooitje. Hij zit er nog en zijn deurtje is toe. Met een stokje extra vast. Op 2 luttele meters valt een kokosnoot naast mij. Oeioeioeioei….. Het zou wat zijn, de 7 zeeen bevaren en dan ten onder gaan aan een kokosnoot!! Leven in vrijheid is niet zonder risico’s, vogeltje. Maar altijd beter dan een kooitje.
De Bandanezen leven een rijk bestaan in eenvoud. Vrolijk, tevreden, goedgeluimd. Het is een paradijsje op Aarde zoals ik zelden heb gezien. Maar niet perfect. Misschien express niet. Want we weten hoe men hier aankijkt tegen té perfect.
Bye bye beautiful Banda.
Zwerver gaat naar Ambon.