We zijn er! We stappen uit de taxi en staren bewonderend omhoog. Onze mond valt open, wat is ie toch mooi! Wauw!!
Als we de ladder even later beklimmen valt onze mond opnieuw open. Arm schip. Arm, arm schip.
Het weerzien met Zwerver laat zich het best omschrijven als het weerzien met een dierbare vriend. Zo’n ontzettend geanticipeerd weerzien waarbij de blijdschap absoluut overheerst maar waarbij je soms tegelijkertijd stiekem een beetje kunt denken: jeetje, wat ben jij oud geworden zeg!!!
Het mooie strakke antislip kunststof dek is ernstig beschadigd en losgekomen onder de brandende zon. Er is opgedroogde lekkage bij 2 raampjes, alsof Zwerver erg z’n best heeft gedaan om niet te huilen van eenzaamheid (niet gelukt). De gordijntjes hebben kringen omdat ze als troostende zakdoek hebben gefungeerd en al het houtwerk liegt er niet om.
Elk koperwerk aan boord is dof, de tijd heeft er zwarte vlekken in gebeten. Het ziet er uit als een besmettelijke ziekte die zich niet meer laat stoppen. Alles is vies, de toiletten die blinkend zijn achtergelaten zijn zelfs ronduit smerig. (Huh, hoe kan dat!?) Sloten zijn verroest, de huik van de bijboot motor hangt in flarden. Een antenne is verdwenen. Rubbers vallen onder onze aanraking uit een. Alles hijgt verstikkende verwaarlozing en triestigheid uit.
Pas in de tweede instantie zien we de kranige dappere boot die Zwerver ook is. De mast staat nog kaarsrecht, de verstaging staat redelijk strak. De trossen hebben hun kleur verloren maar hangen nog steeds netjes. De lieren hebben mierenkolonies onder de kappen maar die hebben geen schade aangericht. De luiken hebben geen krimp gegeven. Alles aan boord is droog gebleven, geen beschimmelde bank bekleding, geen kakkerlakken (hoera!!) de boeken en achtergebleven kleding zijn volledig bruikbaar. Het schip ruikt bedompt maar stinkt niet. Zwerver heeft goed op onze spullen gepast maar heeft t vooral met zijn dek moeten bekopen. Ultieme trouw.
Als we nauwelijks een uurtje aan boord zijn bemerken we een auto die zachtjes op en neer rijdt op ons terrein voor long stay boten op t droge. Dan stopt de auto en roept een man naar boven. Hij windt er geen doekjes om. Mooi schip, roept hij. Of Zwerver te koop is. Of er gepraat kan worden. Huh!? We hebben de tassen nog niet uitgepakt en nú dient zich een koper aan!? We hebben ruim een jaar gewacht en gehoopt op een vlotte oplossing voor ons praktische probleem en nu we aan boord staan dient de oplossing zich a la minuut aan!?
Deze man -dat kan niet anders- is door iemand op het terrein op onze komst geattendeerd en hij is naar ons toegesneld. Vast een handelaar die het ijzer wil smeden als het heet is. Daar hoorden we vaker over op plekken na een lange oceaan oversteek. Zoals Fiji of Bora Bora. Als de eigenaren moe zijn, of bang waren geweest na een flinke storm en even goed klaar waren met het varen, valt er blijkbaar goed te onderhandelen. Of in ons Covid geval, als de eigenaren na een laaange periode van wachten hun boot in uiterst belabberde staat terug zien en hun hart gezonken is.
De kapitein heeft zijn boot nog maar net vluchtig bekeken. Maar alles is geregistreerd. Het vele werk dat moet gebeuren, de grote kosten en moeite die daar mee gemoeid zijn, de hoge kosten die hij al heeft moeten incasseren met dank aan f@%#! Covid. De vergane glorie van de ooit zo glorieuze Zwerver is pijnlijk. Het schip en wij zijn er niet jonger op geworden. Alles komt in een flits voorbij.
Ik ben benieuwd welk deel van de kapitein gaat antwoorden: zijn hoofd of zijn hart.
De mannen staren elkaar aan. De kapitein schraapt zijn keel. ‘Zwerver krijgt een refit, een nieuw dek, nieuw schilderwerk, binnen en buiten, en nieuw lakwerk’, vertelt de kapitein de man schijnbaar losjes. Nodigt hem niet uit om boven te komen. De kapitein klopt op Zwerver’s kajuit, zoals hij thuis ons Bootje zou geruststellen. Brááf. Stil maar. Ik pas op je.
De trouw blijkt nog immer wederzijds dus. Ik knik (tot m’n eigen verrassing) goedkeurend.
De man op de grond luistert aandachtig maar geeft niet op. Hij komt hier vaker om boten te kijken. De lijnen van Zwerver zijn bijzonder en laten hem niet los. Daar kan wel een nieuw dek tegenaan, vindt hij. (Hij is duidelijk aan boord geweest). De man zoekt een verloederde boot om er een goed tweede leven aan te geven. Hij biedt de kapitein een goed leven aan voor zijn Zwerver. Slim. Er hangt een stilte in de lucht. Dit is handje klap, besef ik. Koehandel. Alle zeekaarten op tafel.
De kapitein gaat nog wat rechter op staan (ondanks de vermoeiende lange reis die niet helemaal vlekkeloos verliep) en hij wenst de man veel succes met zoeken. Hij heeft een goed oog ontwikkeld, complimenteert hij nog, want met een Centreboard Alu Koopmans zit je altijd goed. Hij knikt de man ter afscheid toe en draait zich om naar het werk dat wacht. Ondanks de vermoeidheid van de lange reis ruikt de kapitein het avontuur weer, en laat zich dit niet op de valreep voor z’n neus weg kapen door een vervallen dek en een zak met geld (no pun intended).
De kapitein en zijn Zwerver. Ooit zijn grootste troost in tijden van diepe droevigheid. Later zijn grootste vreugde in tijden van voorspoed en plezier. Nog steeds zijn grote liefde, zelfs wanneer afgebladderd, dof, schraal en vervallen. Als de kapitein lief heeft, dan hééft hij lief. Door dik en dun. I like it!!
We trekken, sjorren en sjouwen als twee oude werkpaarden om de zware zeilen en bijboot uit de Zwerver te halen. Man, wat lastig, waar zijn onze spierballen van weleer gebleven!? We ploeteren zwijgend verder tot de klus geklaard is en er ruimte ontstaat. Met lui zweet op de kop en de kiezen op elkaar. We eten yoghurt met banaan voor avondeten want hebben geen gas.
De eerste nacht proberen we het warm te houden door strak lepeltje lepeltje te liggen onder badlakens die als dekens moeten fungeren. Hadden we ooit een dekbed? Waar is die dan? We weten t niet meer. Bbbrr….. Misschien is het de vermoeidheid, of misschien dat we verwend zijn geraakt door ons heerlijke huis aan de Noorderhaven. Het is afzien.
Toch giechelen we om ons gestoethaspel met de handdoeken en kruipen nog dichter tegen elkaar aan. Functioneel en gezellig. Onze magen knorren synchroon van het karige hapje. Zelfs het nachtelijke plassen op de emmer geeft extra lol, bizar genoeg. Blijkbaar als de luxe weg valt, kom je uit je hoofd en val je weer ín je lijf. En dat voelt ook als een soort thuiskomen. Ons non-conventionele zwerver’s bestaan en dito attitude is ongemerkt alweer opgestart.
Zwerver heeft voor nu weliswaar zijn wauw-factor verloren en wij zijn dik en houterig geworden van het goede leven op vaste wal. Maar alles is omkeerbaar. Over 4 weken willen we in het water liggen.
De zweep moet over ons alle drie!