Een meisje van een jaar of tien kijkt eerst giechelend naar haar vriendinnen, dan naar mij, en probeert dan zo onopvallend mogelijk mijn arm te aaien. De opwinding in het groepje is groot als het lukt. Een wít persoon, hihi, áángeraakt, hihi!
Ik vind het zo aandoenlijk dat ik het meisje bij haar beide handen pak, en zo staan we in de straat, even te kletsen. Ik vraag haar naam (onuitspreekbaar), lach haar toe en zij kijkt met grote blije ogen naar haar vriendinnen, want kan niet geloven dat we hier hand in hand staan. De weddenschap (?) dat ze mij durft aan te raken heeft ze nu dik gewonnen. (Dus zo moet Maxima zich voelen!)
Als ik verder loop volgen ze. Ze roepen af en toe ‘Hello!!!’ en staan te dralen waar ik sta te dralen. Zo gaan we de winkeltjes af. Als ik ‘hello’ terug zeg roepen zíj weer ‘hello’ terug. Met dit als enige vocabulaire hebben we gezellig contact. Andere schoolmeisjes sluiten zich aan. Lollig en vooral aandoenlijk.
De kinderen dragen school uniformen. Meisjes in een enorme lap jurk, jongens in een lange rok. Het staat vooral de jongens prachtig, een luchtige lap met een knoop op de heup, veel handiger in dit klimaat dan een broek.
De volwassen mannen in Tonga dragen ook allemaal een lange rok. De kleur is indicatief van hun positie in de maatschappij en als je ook nog een gevlochten matje om de buik gewikkeld hebt, dan werk je voor de koning. Óf ga je op bezoek bij de koning . In elk geval mag je zonder gevlochten matje absolúút niet bij de koning in de buurt komen. Stro-loosheid om de buik is respectloosheid ten top! Het buikmatje is het ultieme symbool van respect voor het koningshuis.
Winkels op Tonga zijn ruimtes volgestouwd met de meest uiteenlopende dingen. Een rek vol wintermutsen (met nep bontje voor de oorflappen) is hilarisch in dit klimaat. De pindakaas ligt naast de bh’s, de pastasaus naast de speelkaarten, visnetten naast het brood. Ik geniet! Betalen doe je met een top (ongeveer 40 cent) Twee tops voor een brood. Met een paar tops kom je een heel eind, top!
Ik ga naar de kapper en word prachtig gekortwiekt voor 3,5 euro. De kapper verstaat geen enkel woord Engels maar na enig handen- en voetenwerk heb ik een werkelijk prachtige coupe! Ik betaal hem een tientje (een schijntje voor hoe blij ik ermee ben) maar hij snapt niks van de tip en wil me tops terug geven. Na een buiging en met twee duimen omhoog loop de winkel uit, hem verbouwereerd achterlatend. Ik zweer het, als je deze jonge gozer naar Amsterdam zou meenemen zou hij een ware sensatie zijn: hij danst en huppelt om je heen met twee scharen, een kam en een scheermes (als een goochelaar allemaal tegelijk in zn vingers). Het geheel duurt zeker drie kwartier en ik geniet van elke minuut. Gááf!
Wandelend komen de kapitein en ik ‘het paleis’ van de koning tegen. Het blijkt een enorme bungalow te zijn, op een plek met briljant uitzicht. Er staat geen wacht en zo lopen we de tuin in, twee (matloze ) nieuwsgierige Aagjes. We bedenken dat we de koning gaan bedanken voor een mooi plekje in zn baai mochten we bij t nekvel gegrepen worden. Na 10 minuten worden we gespot en in plaats van een reprimande worden we vriendelijk gevraagd terug naar de weg te gaan. De koning is niet thuis om te bedanken maar onze groeten aan hem worden vriendelijk in ontvangst genomen.
James Cook noemde Tonga ‘The Friendly islands’ en het is makkelijk te zien waarom. Iedereen zwaait, is vriendelijk en lacht. Er wordt heel veel gezongen en muziek gemaakt. Elke winkel of café heeft luide muziek, vooral ABBA en Elvis Presley zijn populair. Het swingt heerlijk, je kan gezellig hardop meezingen en niemand kijkt daar van op.
Er is geen zichtbare rijkdom maar ook geen diepe armoede. Zelfs bij de meest karige huisjes voelt het niet treurig. Elk huishouden heeft veel honden en een flink aantal varkens. Die scharrelen allemaal gezellig over straat. Zeugen met snoezige biggetjes sjouwen in slierten achter elkaar aan. De varkens krijgen 3x per dag eten en zo weet elk varken uitstekend waar hij thuis hoort. Kippen completeren het straatbeeld.
In tegenstelling tot andere eilanden die we hebben aangedaan is er geen bemoeienis vanuit Europa (zoals in Frans Polynesië). Geen overzees ontwikkelingsgeld, kinderbijslag en uitkeringen. Ook geen chagrijn over ‘Europeanen die de les komen lezen’. Het leven hier is eenvoud ten top en daarmee ongelofelijk charmant. Er is nauwelijks toerisme dus ook geen vele stalletjes om souvenirs te kopen. Wij zijn gewoon bezoekers, en die zijn vrij uniek en van harte welkom.
We ruimen de Zwerver flink op, vooral de klerenkasten. We hebben een afspraak met de bibliothecaresse gemaakt om onze lading leesbrillen (die we hadden meegenomen uit Nederland) te overhandigen.
Twee vuilniszakken kleding en schoenen gaan ook mee de kant op. Op de kade staat een oude verweerde man, hij blijkt 80 te zijn. Hij wil me iets verkopen dus wacht ik geduldig tot hij uit het diepst van zijn tas iets opduikt. Een zelfgemaakt armbandje. Vragend kijkt hij me aan. Ik koop het (4 top) en vraag of hij misschien iets wil hebben uit mijn tassen?
Zijn ogen lichten op bij oude polo’s van de kapitein. Of hij ook een bril wil passen? Nou graag! Na 10 brillen hebben we de juiste. Hij blij, ik ook! Maar zijn vrouw dan, die heeft óók een bril nodig! (Maakt hem niet uit welke, maar het liefst die mooie rose bril!) Nadat hij alle familieleden heeft opgenoemd voor nog een polo please, besluit ik de twee zakken kleding bij hem te laten. Hij geniet zichtbaar van zijn onverwachte buit en kan het prima zelf uitdelen lijkt me. Of verkopen want op het marktje hangen veel tweedehands kledingstukken te koop tussen de groente en het fruit.
De oude man heeft in elk geval letterlijk en figuurlijk een topdag, en ik gun het hem van harte. Hij is net zwarte Piet als hij vertrekt met twee zware zwarte zakken over zijn gebogen rug en kan dadelijk als sinterklaas gaan uitdelen.
De 2 dozen brillen worden in ontvangst genomen bij de bieb (een houten keetje met zo’n 100 boeken en een liefelijke bibliothecaresse).
We liggen nu weer alleen in de baai. We hadden de ARC vloot ingehaald en hebben een week lang feestgevierd met de andere 25 boten. De hoeveelheid hapjes en borrels, inhalen van roddels en uren bijkletsen en avonturen uitwisselen heeft ons moe gemaakt. We zijn niet meer gewend in een grote groep te functioneren. Als de ARC vertrekt zijn we blij met de stilte.
Na een paar dagen komt een Hollandse boot voor ons liggen: Gabber. Uit Heerenveen notabene!! We verheugen ons nu weer op een praatje, roepen enthousiast dat we een biertje voor ze hebben... maar blijkbaar zijn de gabbers van het zwijgzame soort. Ze zwaaien maar that’s it. Er komt geen piep uit. Huh!? Ráár! Misschien zijn ze naar de andere kant van de wereld vertrokken om landgenoten juist te ontlopen?
Na 3 dagen komen ze langs, vertellen dat ze hun boot in Australië hebben gekocht en dat ze nu via Tonga naar Nieuw-Zeeland varen. Ze overhandigen een fantastisch maritiem kaartenboek voor Australië, duwen gelijk hun bijbootje af en zwaaien ten laatste male. Dat was dat. Geen woord te veel gespendeerd maar wel super kaarten gekregen. Tige tank Gabber. (Twee dagen later ‘gaan ze overstag’ en kunnen we hen goed bedanken voor de kaarten met een koud biertje!)
We komen ook nog een Zwitserse boot tegen die onze Pan-Pan redding heeft gehoord. Ze konden onze kant nog horen, maar de drenkelingen waren buiten bereik voor hun marifoon. Ze hebben heel erg meegeleefd op afstand. In kleuren en geuren komt het verhaal dus weer even naar voren. Wie nog geen satelliet telefoon had is inmiddels wel overtuigd dat er eentje moet komen! Eigenlijk hebben we ‘gewoon gebeld’ op het moment suprême, en daarna hebben de reddingsdiensten het overgenomen. Maar het blijft een stoer verhaal en dat doet zn ronde hier dan ook!
Tonga staat er om bekend dat je er met bultrug walvissen kunt zwemmen. Alleen zijn we nét te vroeg in het seizoen. Over twee weken gaan de walvissen baren, op precies dezelfde plek waar ze ooit zelf ter wereld zijn gekomen: in Tonga dus! Heel voorzichtig mogen er dan 4 personen per keer het water in, snorkelen bij deze prachtige moeders en kalven. Het lijkt ons een briljante ervaring maar .... het kriebelt altijd na een paar dagen om de zee weer op te gaan, en we liggen nu al weer 10 dagen aan een boei (het langste liggen ooit). Nóg twee weken liggen? Hmmm... dat redden we niet!
sAvonds, onder het getokkel van de ukelele en het hilarische gezang van de kapitein (een troubadour en woordsmid van het eerste uur), nemen we een beslissing. Eerst nog zeil plakken en morgen op pad!
Zwervers moeten zwerven en Fiji lonkt...